Eva strijkt haar
haren met beide handen strak naar achteren en maakt een paardenstaart. Ze pakt
haar netjes opgevouwen hagelwitte schort van tafel en vouwt hem zorgvuldig uit.
Ze steekt haar hoofd door de lus en strikt de linten in één vloeiende beweging stevig
achter haar rug vast. Dan recht ze haar rug, haalt even diep adem en opent haar
messenset die voor haar op het roestvrijstalen werkblad ligt. De blinkende messen
liggen netjes naast elkaar in de daarvoor bestemde vakjes, ze zijn brandschoon
en net geslepen. Ze geniet van de aanblik ervan. Ze pakt het koksmes, het is
kleiner dan normaal en ze voelt teder hoe het perfect in haar ranke bijna
kinderhand past. Ze steekt het terug en glijdt met haar vingers over het
uitbeenmes, het fileermes en het groentenmesje. Die zal ze straks nog nodig
hebben. Eerst het grove werk. Ze aarzelt en kijkt de keuken rond. Hoe gaat ze
dit aanpakken? Het is de eerste keer dat ze eigenhandig een heel kadaver zal
uitbenen en ze overpeinst haar werkwijze. De keuken is niet erg groot, een paar
vierkante meter maar, maar hij is schoon, daar zorgt ze wel voor, en hij is opgeruimd
en heeft voldoende werkruimte. Op het houten keukeneiland in het midden van de
keuken staan de ingrediënten voor die dag uitgestald. Ze heeft alles die
ochtend vroeg vers op de markt gehaald: de sjalotjes, bleekselderij, meiraapjes
en bosworteltjes lagen er weer prachtig opgetast bij en ze had moeite zich in
te houden. Er gaat niets boven het zien van alle prachtige groenten en fruit met
hun frisse kleuren en organische vormen. Haast ongelofelijk dat ze zo groeien. Op het fornuis
staan alle pannen klaar. Haar grootste, een kostbare Creuset pan waar ze lang
maar geduldig voor heeft gespaard, komt nu mooi van pas. Ook heeft ze paar schalen,
grote ovenschotels en verschillende steelpannetjes klaargezet.
Ze pakt het
uitbeenmes uit de messenset en loopt de trap op naar boven, waar de weeïg zoete
geur van het dode lichaam haar al tegemoet komt. Ze gaat de badkamer binnen waar
het beest – beest, ja, een ander woord kan ze er niet voor verzinnen – boven de
badkuip aan een haak in het plafond hangt. Wild moet hangen natuurlijk en die
lucht moet je dan maar op de koop toe nemen. Nu, ja, als je klein woont moet je
inventief zijn. Het afmaken ging eigenlijk heel eenvoudig, Eén gericht schot in
de nek en het was gebeurd. Net zoals Adam het haar had voorgedaan. Ze had wel meer
emotie verwacht bij zichzelf, angst of walging, maar toen het eenmaal zover was
bleef ze kalm en doelgericht en liet zich niet afleiden door het geschreeuw en
gejammer. Ze moest het trouwens wel alleen doen, anders zou het geen verrassing
meer zijn natuurlijk.
Het kadaver hangt
er nog net zo bij als ze het twee dagen geleden heeft achtergelaten aan de
speciaal daarvoor in het plafond gemonteerde haak boven de badkuip. Eva gaat op
de badrand staan en tilt het gevaarte op zodat het van de haak loskomt en
probeert het in één zwaai over haar schouder te gooien, maar het is te zwaar. Het
glijdt als dood gewicht uit haar armen en valt half over de rand en half op de
badmat. De ledematen glijden daarbij langs haar gezicht en ze veegt snel met
een keukendoek het vleesvocht van haar gezicht. Ze had de ledematen beter op
kunnen binden, net als een braadkip maar dat heeft nu geen zin meer. Ze zal
hier moeten beginnen. Ze zucht nog eens diep en kijkt naar de levenloze hoop vlees
en botten die daar voor haar ligt. Wat een rommeltje. Het ziet er niet uit. Bij
leven was er ook al niet veel aan, dat magere ding. Onbegrijpelijk dat Adam het
zo lang heeft kunnen uithouden met haar in één huis. Zo kan ze niets beginnen.
Ze zal een zaag moeten halen uit de schuur en hier het voorwerk moeten
doen. Het lijkt haar het beste te
beginnen met het in grote stukken zagen van het geheel. Ze heeft van te voren
de boeken goed bestudeerd en het kost haar een klein uur om de ledematen te
verwijderen van de romp en in plastic zakken te verpakken. Het grootste
gedeelte mag direct in de vriezer, het gaat toch niet lukken om in haar eentje
ruim 40 kilo vlees te verwerken. Ze legt een dijbeen en de kop apart op het
werkblad, ze gaat van het wangvlees een heerlijk stoofje maken. Wangvlees is
altijd zo lekker zacht. Dat zijn veel mensen vergeten. Tegenwoordig willen ze
alleen maar vlees zonder vet, zonder vel en beenderen. Terwijl dat nou juist de
smaakmakers zijn. Maar zo is Adam niet, hij zal het ongetwijfeld heerlijk
vinden. Hij weet echt eten te waarderen. En het is zo eenvoudig te bereiden. Een paar uurtjes zacht stoven in een heerlijke
rode Bourgogne, wat fijngesnipperde sjalotjes, wortel en bleekselderij erbij en
op smaak brengen met laurier, geroosterd venkelzaad en gedroogde pepertjes. Meer
heeft het gewoon niet nodig.
Dat stoofje wordt
haar pièce de
résistance vanavond. Adam zal trots op haar zijn.
Niet alleen heeft ze hem van een slepende last verlost, hij zal er ook nog
heerlijk van eten. Oh, ja. Ze moet niet vergeten vanmiddag nog gehakt te
draaien, want ze heeft beloofd haar fameuze gehaktpasteitjes te maken voor de
braderie van morgen. Voor het goede doel. Dat ruimt meteen lekker op. Ze steekt
de handen met rood gelakte nagels voor zich op en laat het beeld even op zich
inwerken. Te bedenken dat deze klauwen haar Adam jarenlang ongegeneerd hebben kunnen
betasten. Het idee alleen al. Walgelijk! Ze opent het raam en werpt de
afgesneden handen op het platte dak van de schuur. Het zal niet lang duren
voordat die weg zijn. Ze ziet de eerste nieuwsgierige kraaien al aan komen
fladderen. Ze sluit het raam en draait zich naar het keukenblad. Ze wrijft in
haar handen. Aan de slag dan maar. Er is nog veel te doen.
Bovenstaand kort verhaal is mijn inzending voor de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam (Slaa) verhalenwedstrijd juni 2012 met als thema Eten en Literatuur. Niet gewonnen, maar ben benieuwd naar het verhaal van winnares Renée Simons 'Leegstand'. Vanavond wordt dit door de schrijfster voorgelezen tijdens de Eten! Literatuur! avond. Aanmelden kan via www.slaa.nl.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.